Parcifal

Parcifal - 1973

In één van de versies verlaat hij de volgende morgen het kasteel. Als hij nog even omkijkt, ziet hij het kasteel zomaar verdwijnen. Dan beseft hij dat hij de kans van zijn leven gemist heeft: in de nachtelijke stoet werd immers hem de graal aangeboden. Hij beseft dat zijn aangeleerde beleefdheid hem heeft verhinderd oprechte belangstelling te tonen.


In een andere versie ontsnapt hij uit het kasteel omdat hij, toen hij sliep, het gevoel had aan alle kanten geslagen te worden en hij weg wilde. Toen hij weg was (ontsnapt), kreeg hij berouw omdat hij de Visserkoning had moeten helpen, maar het uit beleefdheid niet heeft gedaan.


Later vindt Parcifal het kasteel van de Visserkoning weer terug en ditmaal grijpt hij de kans aan om de Visserkoning te vragen wat zijn kwaal is, hetgeen als de ultieme edelmoedige daad wordt gezien. Hierop krijgt Parcifal toegang tot de graal.

Parcifal - 85 cm hoogte

Parcifal was één van de ridders van de legendarische Koning Arthur.


Zijn levensverhaal is aan het begin van de dertiende eeuw beschreven door Wolfram von Eschenbach in de versroman Parcifal.


Toen Parcifals moeder, Herzeloyde, zwanger was, sneuvelde zijn vader op het slagveld. Zijn moeder besloot daarom ervoor te zorgen dat haar zoon niet hetzelfde lot zou overkomen en voedde hem in volledige afzondering op in het woud, weg van het hof.


Op een dag ontmoette hij in een bos echter een ridder, wiens levensverhaal hem zo fascineerde dat hij naar het hof van Arthur wilde gaan, hetgeen hij deed, ondanks het protest van zijn moeder. Daar raakte hij betrokken bij de queeste naar de Heilige graal. Na omzwervingen bereikt Parcifal het kasteel van de zieke Visserkoning. Midden in de nacht wordt hij wakker. Voor zijn verbaasde ogen komt een vreemde stoet langs: een van de passanten draagt een vreemde schotel waaruit licht komt. Parcifal kan geen woord uitbrengen. Aan de basis van zijn onvermogen om te spreken ligt een misplaatste hoffelijkheid: Parcifal is opgegroeid in de bossen als jeugdige jongeling die niet of nauwelijks beleefdheids- en omgangsvormen heeft geleerd. Hij vraagt daarom veel, net als een kind. Als hij later onderricht krijgt hoe zich te gedragen als een galante ridder, leert hij, dat hij niet zoveel vragen moet stellen.